مَا لَهُمْ بِهِ مِنْ عِلْمٍ وَلَا لِآبَائِهِمْ ۚ كَبُرَتْ كَلِمَةً تَخْرُجُ مِنْ أَفْوَاهِهِمْ ۚ إِنْ يَقُولُونَ إِلَّا كَذِبًا
Keyzer
Daarvan hadden zij noch hunne vaderen kennis. Het woord dat uit hunnen mond komt, is eene grove zonde: zij zeggen niets anders dan leugen.
Leemhuis
Zij hebben daar geen kennis over en hun vaderen ook niet. Het is een groot woord dat uit hun monden komt. Zij spreken slechts leugen.
Siregar
Zij hebben hier geen kennis over, noch hun vaderen. Slecht zijn de woorden die uit hun monden voortkomen: zij spreken slechts leugenachtig.
: