وَمَنْ أَظْلَمُ مِمَّنْ مَنَعَ مَسَاجِدَ اللَّهِ أَنْ يُذْكَرَ فِيهَا اسْمُهُ وَسَعَىٰ فِي خَرَابِهَا ۚ أُولَٰئِكَ مَا كَانَ لَهُمْ أَنْ يَدْخُلُوهَا إِلَّا خَائِفِينَ ۚ لَهُمْ فِي الدُّنْيَا خِزْيٌ وَلَهُمْ فِي الْآخِرَةِ عَذَابٌ عَظِيمٌ
Keyzer
Wie is onrechtvaardiger dan hij, welke de tempelen beletten wil, waar Gods naam geprezen zal worden en deze tracht te vernietigen. Slechts sidderend kunnen zij die binnentreden. Zij zullen in deze wereld door smaad, in de toekomende door strenge straf getroffen worden.
Leemhuis
En wie zijn er zondiger dan zij die verhinderen dat in de bedehuizen Gods naam wordt vermeld en die proberen ze te verwoesten. Hun betaamde het slechts er bang binnen te gaan. Voor hen is er in het tegenwoordige leven schande en in het hiernamaals een geweldige bestraffing.
Siregar
En wie is er zondiger dan degene die verhindert dat in de Moskeeen van Allah Zijn Naam genoemd wordt en die zich beijvert om deze te verwoesten? Zij behoren deze niet binnen te gaan, behalve als vrezenden. Voor hen is er op de wereld een vernedering en in het Hiernamaals is er een geweldige bestraffing.