مَا قُلْتُ لَهُمْ إِلَّا مَا أَمَرْتَنِي بِهِ أَنِ اعْبُدُوا اللَّهَ رَبِّي وَرَبَّكُمْ ۚ وَكُنْتُ عَلَيْهِمْ شَهِيدًا مَا دُمْتُ فِيهِمْ ۖ فَلَمَّا تَوَفَّيْتَنِي كُنْتَ أَنْتَ الرَّقِيبَ عَلَيْهِمْ ۚ وَأَنْتَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ شَهِيدٌ
Keyzer
Ik heb hun niets gezegd, dan wat gij mij hebt geboden; namelijk: Aanbidt God, mijn Heer, en ùw Heer; en ik was getuige van hunne daden, zoo lang ik onder hen bleef; doch sedert gij mij tot u hebt opgenomen, waart gij hun bewaker; want gij zijt getuige van alle dingen.
Leemhuis
Ik heb tot hen alleen maar gezegd wat U mij bevolen hebt: 'Dient God, mijn Heer en jullie Heer? en ik was getuige van hen zolang ik bij hen was. En toen U mij weggenomen had was U de opziener over hen; U bent van alles getuige.
Siregar
Ik heb hen niet anders gezegd dan U mij heeft geboden te zeggen: 'Dient Allah, mijn Heer en jullie Heer.' En ik was getuige van hen zolang ik onder hen was, on toen u mij tot U opnam was U de Waker over hen en U bent Getuige van alle zaken.
: